Artikelen over: Bibliotheek

Basisvragenlijst Gezondheidsmonitor Volwassenen 2

Download de vragenlijst


Hoe importeer je de vragenlijst? Ga naar het onderdeel vragenlijsten -> vragenlijst aanmaken en kies importeer vragenlijst.


Basisvragenlijst Gezondheidsmonitor Volwassenen



Algemeen

  1. Wat is uw geboortejaar?
  2. Wat is uw geslacht?
  3. Met welke personen woont u momenteel samen?
  • Met een partner / echtgenoot of echtgenote
  • Met kind(eren) jonger dan 18 jaar
  • Met kind(eren) van 18 jaar of ouder
  • Met mijn ouder(s)
  • Met een andere volwassene / andere volwassenen
  • Ik woon alleen


Werk, opleiding en financiële situatie

  1. Wat is uw hoogst afgeronde opleiding (met diploma of getuigschrift)?
  • Geen opleiding of basisschool
  • Middelbaar onderwijs
  • MBO
  • HBO
  • Universiteit
  1. Welke situatie is op u van toepassing?
  • Ik heb betaald werk
  • Ik ben met pensioen (AOW, prepensioen)
  • Ik ben werkloos / werkzoekend (geregistreerd bij het UWV WERKbedrijf)
  • Ik ben arbeidsongeschikt (WAO, WAZ, WIA, Wajong)
  • Ik heb een bijstandsuitkering
  1. Heeft u de afgelopen 12 maanden moeite gehad om van het inkomen van uw huishouden rond te komen?
  • Nee, geen enkele moeite
  • Nee, geen moeite, maar ik moet wel opletten op mijn uitgaven
  • Ja, enige moeite
  • Ja, grote moeite


Gezondheid

  1. Hoe is over het algemeen uw gezondheid?
  2. Heeft u één of meer langdurige ziekten of aandoeningen? Langdurig is (naar verwachting) 6 maanden of langer.
  3. Bent u vanwege problemen met uw gezondheid beperkt in uw dagelijks leven?
  • Ja, ernstig beperkt
  • Ja, wel beperkt maar niet ernstig
  • Nee, helemaal niet beperkt
  1. Duurt deze beperking al een half jaar of langer?


Welbevinden

  1. Hoe vaak voelde u zich erg vermoeid zonder duidelijke reden?
  2. Hoe vaak voelde u zich zenuwachtig?
  3. Hoe vaak was u zo zenuwachtig dat u niet tot rust kon komen?
  4. Hoe vaak voelde u zich hopeloos?
  5. Hoe vaak voelde u zich rusteloos of ongedurig?
  6. Hoe vaak voelde u zich zo rusteloos dat u niet meer stil kon zitten?
  7. Hoe vaak voelde u zich somber of depressief?
  8. Hoe vaak had u het gevoel dat alles veel moeite kostte?
  9. Hoe vaak voelde u zich zo somber dat niets hielp om u op te vrolijken?
  10. Hoe vaak vond u zichzelf afkeurenswaardig, minderwaardig of waardeloos?
  11. Heeft u in de afgelopen 4 weken last gehad van stress?
  • Nee, (bijna) niet
  • Ja, een beetje stress
  • Ja, veel stress
  • Ja, heel veel stress
  1. Op welke gebieden ervaarde u deze stress?
  • Werk
  • Studie
  • Relatie
  • Familie of vrienden
  • Gezondheid
  1. Ik kan heel goed omgaan met tegenslagen
  2. Ik kan heel goed oplossingen vinden in moeilijke situaties
  3. Na een moeilijke periode ben ik snel weer de oude
  4. Door mijn ervaring voel ik mij sterker in moeilijke tijden
  5. Elke ervaring in het leven maakt mij sterker
  6. Er is altijd wel iemand in mijn omgeving bij wie ik met mijn dagelijkse probleempjes terecht kan
  7. Ik mis een echt goede vriend of vriendin
  8. Ik ervaar een leegte om mij heen
  9. Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen
  10. Ik mis gezelligheid om mij heen
  11. Ik vind mijn kring van kennissen te beperkt
  12. Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen
  13. Er zijn voldoende mensen met wie ik me nauw verbonden voel
  14. Ik mis mensen om mij heen
  15. Vaak voel ik me in de steek gelaten
  16. Wanneer ik daar behoefte aan heb, kan ik altijd bij mijn vrienden terecht


Lengte en gewicht

  1. Hoe lang (in CM) bent u (zonder schoenen)?
  2. Hoeveel kilo (KG) weegt u zonder kleren? (afronden op hele kilo's)


Roken en alcohol

  1. Rookt u weleens?
  2. Heeft u vroeger wel gerookt?
  3. Heeft u in de afgelopen 12 maanden weleens alcohol gedronken, bijvoorbeeld bier, wijn, sterke drank, mixdrankjes of cocktails?
  4. Heeft u ooit alcohol gedronken?
  5. Op hoeveel van de 4 door-de-weekse dagen (maandag t/m donderdag) drinkt u gemiddeld genomen alcohol?
  • 0
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  1. Hoeveel glazen drinkt u dan gemiddeld op zo’n door-de-weekse dag?
  • 0
  • 1
  • 2
  • 3
  • meer dan 3
  1. Op hoeveel van de 3 weekend-dagen (vrijdag t/m zondag) drinkt u gemiddeld genomen alcohol?
  • 0
  • 1
  • 2
  • 3
  1. Hoeveel glazen drinkt u dan gemiddeld op zo’n weekend-dag?
  • 0
  • 1
  • 2
  • 3
  • meer dan 3
  1. Hoe vaak heeft u de afgelopen 6 maanden 4 of meer glazen alcohol op één dag gedronken?
  • Meer dan 1 keer per week
  • 1 keer per week
  • 1 tot 3 keer per maand
  • Minder dan 1 keer per maand
  • Nooit
  1. Hoe vaak heeft u de afgelopen 6 maanden 6 of meer glazen alcohol op één dag gedronken?
  • Meer dan 1 keer per week
  • 1 keer per week
  • 1 tot 3 keer per maand
  • Minder dan 1 keer per maand
  • Nooit


Bewegen

  1. Hoeveel dagen per week gaat u lopend naar uw werk of school?
  2. Hoeveel minuten bent u daar gemiddeld op zo’n dag mee bezig?
  3. Hoeveel dagen per week gaat u op de fiets naar uw werk of school?
  4. Hoeveel minuten bent u daar gemiddeld op zo’n dag mee bezig?
  5. Hoeveel dagen per week doet u licht of matig inspannend werk op uw werk of school?
  6. Hoeveel minuten bent u daar gemiddeld op zo’n dag mee bezig?
  7. Hoeveel dagen per week doet u licht of matig inspannend huishoudelijk werk?
  8. Hoeveel minuten bent u daar gemiddeld op zo’n dag mee bezig?
  9. Hoeveel dagen per week doet u zwaar inspannend huishoudelijk werk?
  10. Hoeveel minuten bent u daar gemiddeld op zo’n dag mee bezig?
  11. Hoeveel dagen per week gaat u wandelen? Lopen naar het werk of school telt niet mee
  12. Hoeveel tijd bent u daar gemiddeld op zo’n dag mee bezig?
  13. Hoeveel dagen per week gaat u fietsen? Fietsen naar het werk of school telt niet mee.
  14. Hoeveel minuten bent u daar gemiddeld op zo’n dag mee bezig?
  15. Hoeveel dagen per week werkt u in de tuin?
  16. Hoeveel tijd bent u daar gemiddeld op zo’n dag mee bezig?
  17. Hoeveel dagen per week klust u in uw vrije tijd?
  18. Hoeveel tijd bent u daar gemiddeld op zo’n dag mee bezig?
  19. Welke sporten doet u? Denk aan fitness / conditietraining, tennis, hardlopen, of voetbal. U kunt 4 sporten opgeven.
  20. Hoevel dagen per week doet u aan die sporten?
  21. Hoeveel minuten sport u gemiddeld op zo’n dag?


Mentale gezondheid

  1. Voelde u zich erg zenuwachtig?
  2. Zat u zo erg in de put dat niets u kon opvrolijken?
  3. Voelde u zich kalm en rustig?
  4. Voelde u zich neerslachtig en somber?
  5. Voelde u zich gelukkig?


Mantelzorg

  1. Geeft u momenteel mantelzorg?
  2. Hoeveel uur mantelzorg geeft u momenteel gemiddeld per week, reistijd meegerekend?
  3. Hoe lang geeft u al mantelzorg?
  • Korter dan drie maanden
  • Drie maanden of langer
  1. De zorg voor een ander vind ik momenteel erg belastend.


Sociale steun

  1. Er is iemand die me opvrolijkt.
  2. Er is iemand die me een duwtje in de rug geeft.
  3. Er is iemand die me goede raad kan geven.
  4. Er is iemand die me troost.
  5. Er is iemand die me kan helpen met problemen verhelderen.
  6. Er is iemand die me gerust kan stellen.


Vrijwilligerswerk

  1. Doet u vrijwilligerswerk?


Nare gedachten

  1. Heeft u er in de afgelopen 12 maanden weleens serieus over gedacht om een eind te maken aan uw leven?


Klachten

  1. Moeheid
  2. Buik- of maagklachten
  3. Misselijkheid
  4. Diarree of verstopping
  5. Irritatie aan het oog
  6. Oorklachten
  7. Hartkloppingen
  8. Nek- of schouderklachten
  9. Rugklachten
  10. Pijn of druk op de borst
  11. Klachten aan arm/elleboog/hand/pols
  12. Klachten aan been/heup/knie/voet
  13. Spierpijn
  14. Hoofdpijn
  15. Tintelingen in vingers, voeten of tenen
  16. Duizeligheid of licht in het hoofd
  17. Angstig/nerveus/gespannen gevoel
  18. Depressief gevoel
  19. Plotselinge (hevige) stress of crisis
  20. Prikkelbaar/boosheid
  21. Geheugen- of concentratieproblemen
  22. Slaapproblemen
  23. Benauwd of kortademig in rust (zonder inspanning)
  24. Hoesten
  25. Klachten aan de neus (bijv. vaak niezen, prikkelend gevoel of regelmatig verstopte neus)
  26. Huidproblemen (bijv. jeuk, uitslag of rode plekken)
  27. Verandering in gewicht
  28. Overgevoeligheid voor licht of geluid
  29. Keelpijn
  30. Verlies van reuk of smaak


Vervolg: klachten

  1. Bent u in de afgelopen 12 maanden met een van de eerder genoemde klachten bij de huistarts geweest?
  2. Met welke klacht?
  3. Bent u besmet geweest met het coronavirus?
  • Ja, in de afgelopen 3 maanden
  • Ja, langer dan 3 maanden geleden
  • Weet ik niet
  • Nee
  1. Ervaart u nu nog klachten van besmetting met het coronavirus?


Uitgestelde zorg

  1. Heeft u tijdens de coronaperiode zorg niet of later ontvangen?
  • Nee, ik heb geen zorg nodig gehad
  • Nee, mijn afspraken zijn niet uitgesteld of afgezegd
  • Ja, de zorgverlener heeft één of meerdere afspraken uitgesteld of afgezegd
  • Ja, ik heb zelf één of meerdere afspraken uitgesteld of afgezegd
  1. Waarom heeft u ervoor gekozen om een afspraak uit te stellen of af te zeggen?
  • Ik zat in quarantaine of in isolatie
  • Ik was bang om zelf besmet te worden met het coronavirus
  • Ik was bang om iemand anders te besmetten met het coronavirus
  • Ik wilde de zorg niet extra belasten
  • De afspraak kon alleen online of telefonisch en dat vond ik niet prettig
  1. Heeft u de zorg nu wel ontvangen?
  • Ja, alles
  • Ja, een deel
  • Nee, en ik heb de zorg wel nodig
  1. Ervaart u op dit moment nog negatieve gevolgen van de uitgestelde zorg?
  • Ja, veel
  • Ja, een beetje
  • Nee


Gevolgen coronaperiode

  1. Wat zijn voor u op dit moment nog de positieve gevolgen van de coronaperiode?
  • Ik zit beter in mijn vel
  • Meer rust
  • Betere balans tussen werk/studie en privé
  • Meer tijd voor gezin, familie of vrienden
  • Thuis werken of thuisonderwijs volgen
  1. Wat zijn voor u op dit moment nog de negatieve gevolgen van de coronaperiode?
  • Langdurig herstel na een coronabesmetting
  • Uitstel van zorg die ik nodig had
  • Overlijden of ernstig ziek zijn door corona van iemand die belangrijk voor mij is
  • Ik zit minder goed in mijn vel
  • Minder contact met familie of vrienden


Vervolg: Gevolgen coronaperiode

  1. Ik heb in het ziekenhuis gelegen door corona
  2. Iemand die belangrijk voor mij is, heeft in het ziekenhuis gelegen door corona
  3. Iemand die belangrijk voor mij is, is overleden aan corona
  4. Iemand die belangrijk voor mij is, is ernstig ziek geworden door iets anders dan corona
  5. Iemand die belangrijk voor mij is, is overleden aan iets anders dan corona
  6. Ik was bang dat ik of iemand die belangrijk voor mij is corona zou krijgen
  7. Ik heb in mijn werk veel mensen gezien die ernstig ziek waren of zijn overleden aan corona
  8. Door de coronamaatregelen kon ik geen afscheid nemen van iemand die is overleden
  9. Ik had te maken met bedreiging en/of fysiek geweld
  10. Ik had te maken met seksueel geweld
  11. Ik heb een levensbedreigend ongeluk meegemaakt (bijvoorbeeld in het verkeer of op het werk)
  12. Welke van de in de in dit onderdeel genoemde gebeurtenissen was het meest heftig voor u?
  13. Wanneer vond deze gebeurtenis plaats?
  • Minder dan 1 maand geleden
  • 1-6 maanden geleden
  • 6-12 maanden geleden
  • Meer dan 12 maanden geleden


Vervolg: Gevolgen coronaperiode

  1. Regelmatig terugkerende, onaangename en ongewenste herinneringen aan de stressvolle gebeurtenis
  2. Regelmatig terugkerende, onaangename dromen over de stressvolle gebeurtenis
  3. Opeens het gevoel hebben of u gedragen alsof de stressvolle gebeurtenis daadwerkelijk opnieuw plaatsvindt (alsof u terug bent in de tijd dat de gebeurtenis zich afspeelde, en het opnieuw beleeft)
  4. Erg van streek raken wanneer iets u aan de stressvolle gebeurtenis herinnert
  5. Een sterke lichamelijke reactie hebben wanneer iets u aan de stressvolle gebeurtenis herinnert (bijvoorbeeld: hartkloppingen, moeite met ademhalen, zweten)
  6. Het vermijden van herinneringen, gedachten of gevoelens die verband houden met de stressvolle gebeurtenis
  7. Het vermijden van dingen die herinneringen zouden kunnen oproepen aan de stressvolle gebeurtenis (bijvoorbeeld: bepaalde mensen, plekken, gespreksonderwerpen, activiteiten, voorwerpen of situaties)
  8. Moeite hebben met het herinneren van belangrijke delen van de stressvolle gebeurtenis
  9. Sterke, negatieve overtuigingen hebben met betrekking tot uzelf, anderen of de wereld (bijvoorbeeld gedachten hebben zoals: ik ben slecht, er is iets vreselijk mis met mij, niemand is te vertrouwen, de wereld is door en door gevaarlijk
  10. De schuld geven aan uzelf of aan anderen voor de stressvolle gebeurtenis of de gevolgen daarvan
  11. Sterke, negatieve gevoelens ervaren zoals angst, afschuw, boosheid, schuld of schaamte
  12. Verminderde interesse hebben in activiteiten die u eerder graag deed
  13. Afstand voelen tussen uzelf en andere mensen, of u vervreemd voelen van andere mensen
  14. Moeite hebben om positieve gevoelens te ervaren (bijvoorbeeld: niet in staat zijn om u gelukkig te voelen of om gevoelens van liefde te hebben voor de mensen die u nabij zijn)
  15. Prikkelbaarheid, woedeaanvallen, of u agressief gedragen?
  16. Teveel risico's nemen of dingen doen die u schade zouden kunnen toebrengen
  17. “Superalert”, waakzaam of op uw hoede zijn
  18. U nerveus voelen of snel schrikken
  19. Moeite hebben met concentreren
  20. Moeite hebben met inslapen of doorslapen


Afsluiting

  1. Wilt u kans maken op een van de VVV Cadeaukaarten van 50 euro die wij verloten?
  2. Op welk mailadres mogen we u hiervoor bereiken?
  3. Dat waren alle vragen. Heeft u nog aanvullingen of opmerkingen naar aanleiding van deze vragenlijst? Dan kunt u dat hieronder aangeven:


Download de vragenlijst

Bijgewerkt op: 27/11/2023

Was dit artikel nuttig?

Deel uw feedback

Annuleer

Dankuwel!